Morbide fascinatie en een beetje lente
We waren in de tuin aan het werk, toen mijn Lief een puntgaaf vogelschedeltje tussen de planten vond. “Hier,” zei hij, “hier kunnen jij en je morbide fascinatie vast iets mee.”
Ik weet niet of het morbide is, die fascinatie die ik heb voor dit soort dingen. Ik vind het gewoon niet eng, zo’n schedeltje. Oké, ik zou niet snel mijn huis vol zetten met schedels of dat soort dingen, maar ik verlies eerder mijn eetlust als ik een clown zie (of een pop, ieuw), dan van zoiets als een schedeltje. Het is namelijk zó bijzonder, als je er goed naar kijkt. Het is weliswaar een flinterdun en delicaat bouwseltje, maar nog puntgaaf. Het complete zenuwcentrum van de vogel was ondergebracht in dit omhulsel. Dat is toch bijzonder? Ik blijf me daarover verwonderen.
Over fragiel en toch heel sterk gesproken: ik was bang dat er geen knop aan onze Prunus zou blijven zitten, tijdens de voorjaarsstorm van vorige week. De knoppen gingen echter pas open na de storm, alsof de boom rustig heeft gewacht tot de harde wind ging liggen.
Ik maakte op een trapje met mijn Fuji Instax foto’s tussen de enorme trossen met bloemen. Gelukkig heb ik daarbij zelf niet hoeven ervaren hoe fragiel of sterk mijn skelet was, daar op dat wankele trapje. Wat overigens ook een wonder mag heten, want ik zou het goed doen als crash test dummy. (Die ik doodeng vind trouwens, die dummies. Dan toch echt veel liever een vogelschedel op mijn eettafel!)
Het enige wat ik eigenlijk écht getest heb met deze actie, waren mijn Lief’s zenuwen. Die bleken niet fragiel maar vooral van hard staal te zijn gemaakt.