Berichten

Verder met de tour: de slaapkamer


Goed, waar was ik? Oh ja! Ik was met een tour langs de belangrijkste ruimtes van ons huis bezig. Weet je nog? De keuken heb ik gehad. Ennn de woonkamer geloof ik. Ik heb het over isolatie gehad en de kamer van Jet. Nou, dat schiet lekker op!


Onze slaapkamer is vandaag aan de beurt. Ik heb lang nagedacht over wat ik erover zou kunnen vertellen. Ik kan natuurlijk iets zeggen dat de magic er happens, zoals men dat in Mtv Cribs placht te doen (bestaat dat programma nog? Mijn geheugen lijkt wel gewist door die lockdown), maar voor er ook maar enige magie gemaakt kon worden in die kamer (hè bah is dit nu nodig?!) moest er wel het een en ander *kuch* aan gebeuren. Zoals ik al een keer of 35 heb genoemd was het huis in 56-jaar oude staat en viel er ook in de slaapkamer genoeg te doen voordat we er ’s ochtends vanuit ons bed zouden kunnen genieten van het uitzicht op het bos. (Gesteld dat er zoiets als “genieten van een uitzicht” bestaat als je twee kleine kinderen hebt, muwahahaha ILLUSIE.)


De grote inbouwkast in de slaapkamer was geïsoleerd met platen piepschuim om de rap wegvloeiende warmte uit het huis…iets minder rap te laten wegvloeien. Dit werkte maar matig. Verder zat er een soort sisal behang op de muur achter het bed dat wel aan een opfrisbeurt toe was (ergo: dat moest eraf), lag er stokoude vloerbedekking en moest de kamer vooral – net als de rest van het huis – geïsoleerd worden met meer dan een paar platen piepschuim. Als ik de foto’s van de hete teringbende die het huis tijdens de verbouwing was nu bekijk ga ik bijkans hyperventileren van de staat van Alles. Maar goed, het is altijd lekker om dat achteraf te kunnen zeggen. En liefde maakt natuurlijk stekeblind. Gelukkig.


De inbouwkast die ik de bijnaam Optimus Prime gaf werd geschuurd door mijn fantastische vader en heb ik zelf geverfd in de spannende kleur wit. (Terwijl ik dit schrijf realiseer ik me dat die kast alleen maar zichtbaar is op de achtergrond en weerkaatst in een oranje spiegel, maar goed.) Ook op de slaapkamer werd het oude glas vervangen door triple glas en werden alle buitenmuren geïsoleerd. Net als in de rest van het huis ligt op de slaapkamer het lila marmoleum waar ik nog steeds intens gelukkig van word (geluk is een lila vloer, jaja). Voor diegene die overweegt om een marmoleum vloer aan te schaffen heb ik een gratis tip: marmoleum is geweldig, het is duurzaam, een milieuvriendelijk product zelfs, maar laat het leggen door een goede, erkende stoffeerder. Die van ons was ook erkend. Maar ik erken dat hij toch niet zo erkend was als hij beweerde te zijn. Dus:


Bel desnoods met Forbo zelf om het doopzeel van de door jouw beoogde stoffeerder te lichten. Ga met je stoffeerder uit eten, maak kennis met zijn man/vrouw/hond of nog beter: kat en onthoud: een marmoleumvloer leggen is vakwerk. Als je veel vierkante meters marmoleum laat leggen en de ondervloer moet nog voorbehandeld worden met egaline, dan kan dit niet – zoals onze stoffeerder beweerde – allemaal in drie dagen gedaan worden. Zeker niet bij een hoge luchtvochtigheid. Het laten leggen van het marmoleum in ons huis was uiteindelijk de grootste bottleneck van het hele project en dat zegt wel wat, gezien de schaal van de verbouwing. Ik zal er niet te lang op ingaan (wat ik wel doe – living on the edge hier) maar hier hedde ‘t: marmoleum = yay, mits steengoede stoffeerder. Dikke tip. Opschrijven.

De inrichting van de slaapkamer verliep verder op mijn onovertroffen chaotische wijze. Ik maakte er een heleboel plannen voor, ik wist wat ik er aan de muur wilde hangen, welke lampen er moesten komen…welk kleurenpalet er zo ongeveer moest komen maar toen het bosbehang eenmaal op de muur zat (het uitgangspunt van de inrichting van de kamer), heb ik het hele plan weer omgegooid, vond ik een lamp bij de kringloop die ik er wel bij vond passen en werd het geheel totaal anders dan ik had beoogd. Het goede nieuws is, is dat ik er niet minder tevreden over ben. Dat dan weer wel.


Het prachtige, super gedetailleerde behang is van Ferm Living, gesponsord door MisterDesign met wie ik iedere keer weer heel fijn samenwerk. MisterDesign heeft een nieuwe website genaamd Colored Walls in het leven geroepen waar ze een geweldige collectie designbehang aanbieden. Het is ontworpen door Katie Scott. Ik koos voor de kleur mahogany – een soort kameleonkleur die geweldig met andere kleuren combineert, maar ook prima werkt met een monotoon palet. Door de matte afwerking en het motief heeft het behang een vintage uitstraling maar zonder dat het stoffig wordt. Al is maar één muur behangen, het geeft de kamer verrassend veel geborgenheid. Zoals bij een mooie hotelkamer, maar dan een waar ik wél lekker slaap. (En zelf de bedden moet verschonen. Dat dan weer wel.)

Voor degene die al rode vlekken in zijn nek krijgt bij het idee van behangen (want ja, ook ik heb nog nachtmerries van dat ellendige krantenpapierbehang van vroeger): dat is met vliesbehang echt heel gemakkelijk en fool proof. Je smeert behanglijm op de muur en plakt het behang er zó tegenaan. Ik heb een compleet nieuwe rol van dit behang over (mijn Lief is een soort MacGyver die een kasteel kan behangen met één A4’tje, een Prittstift, een tandenstoker en veel goede moed), dus die laatste rol geef ik weg op Instagram. Just saying.

De lamp is een keiharde kopie (althans, dat denk ik – anders: sorry onbekende ontwerper) van de Aim hanglamp van Flos. Ik kocht hem voor € 2,50 bij de kringloop. De sprei is van Van Dyck, de geslepen spiegel van Marktplaats, dekbed van Damai, kussens van HAY, Karwei en – die met de bloemen – zelfgemaakt met stof van de kringloop. Witte vaas van Lyngby, nachttafeltje van Normann Copenhagen.

De grote (of moet ik zeggen: lange) slapende eekhoorn is vorig jaar aan komen lopen en ik denk dat we hem maar houden want we zijn inmiddels behoorlijk aan hem gehecht. Het schaduwspel op de muur komt van het bos buiten. Zo kan ik toch nog, als de kindjes net op bed liggen en de avondzon door de bomen piept, van dat geweldige uitzicht genieten.

De onderkant zie je toch niet.


Ik herinner me die aflevering van Tussen Kunst en Kitsch nog goed. Ze had de stoel gevonden op de vrijmarkt in Utrecht en vroeg zich af of het een echte was. Het volledig zwart geverfde exemplaar van de wereldberoemde Rietveldstoel werd op een verhoging gezet en uitvoerig door de expert bekeken. Deze stoel wordt zo vaak door meubelmakers in opleiding en hobbyisten nagemaakt, dat de kans groot was dat het om een kopie ging. Niets was echter minder waar. De stoel bleek uit de meubelmakerij van de meester zelf te komen, maar was – helaas – wel zwart geverfd. Hij had een museale waarde, zeker als de zwarte verf verwijderd kon worden. De taxateur was lyrisch. Dit was met recht de allerbeste rommelmarktvondst ooit.


De roodblauwe stoel die ik vorig jaar april bij de kringloop vond was zeker niet echt. Hij was evenmin met respect behandeld, net zoals die Rietveldstoel uit Tussen Kunst en Kitsch. De leuningen zitten er niet haaks op, bijvoorbeeld. En daar maakte Rietveld zelf nogal een punt van, van haakse hoeken. Maar bovenal had de eigenaar de stoel – omdat hij niet in zijn auto paste – met grof geweld uit elkaar getrokken om hem naar de kringloop te kunnen afvoeren. Daar trof ik hem, in grove stukken, in een krat aan. Ik mocht hem meenemen voor € 12,50.


Al lang voordat ik deze stoel vond, voor we überhaupt ons Rietveldhuis kochten, pinde ik op Pinterest dit beeld van de iconische Rietveldstoel uitgevoerd in alle kleuren van de regenboog door Studio Lernert en Sander. Het idee om een ontwerp stammend uit 1918 (!) op zo’n relatief eenvoudige wijze zo hedendaags te maken, vond ik geniaal en sloeg ik ergens in het rommelhok achterin mijn hoofd op. Om misschien ooit eens uit te voeren.


Het plan voor dit project lag er dus al een tijdje. Daar kwamen het nieuwe huis en die kringloopvondst bij en toen ineens een van hogerhand opgelegd huisarrest waardoor ik een project om handen nodig had. En zo begon ik, eerder dan verwacht (ik dacht dat ik dit pas ging oppakken als de kinderen het huis uit waren of in ieder geval iets in die richting), aan het renoveren van mijn eigen Rietveldstoel.


Het was in wezen een gelukje dat de stoel grotendeels uit elkaar lag, omdat ik al zijn 17 (!) onderdelen een andere kleur wilde geven. Ik haalde de delen die nog vastzaten los om vervolgens de deuvels (de houten verbindingen tussen alle stokken) uit te boren voor zover die niet al afgebroken waren. Dit is een lastig karweitje waarbij je de deuvels met een steeds dikker boortje uitboort tot alle resten van de deuvels versplinterd zijn. Op deze manier kon ik nieuwe deuvels gebruiken om de stoel weer in elkaar te kunnen zetten. Op Instagram maakte ik een highlight van alle filmpjes die ik maakte tijdens het proces, zodat je kunt zien wat ik hier precies mee bedoel.

Hierna schuurde ik alle onderdelen en bepaalde ik welk onderdeel welke kleur moest krijgen. Ik heb alle onderdelen gegrond en gelakt, wat vanzelfsprekend sneller is opgeschreven dan uitgevoerd. ;-D Mijn Lief zette de stoel in elkaar om de simpele reden dat hij engelengeduld heeft en dit soort werkjes met beleid en doortastender aanpakt dan ik. Voor het in elkaar zetten gebruikten we het naslagwerk “Rietveld meubels om zelf te maken” met werktekeningen die we kochten op Marktplaats van een meubelmaker die het boek van zijn vriendin cadeau kreeg. “Maar,” zo zei hij bij de transactie, “ik heb helemaal niks met die meubels.” (Ik kan een boek vullen met epische Marktplaatsverhalen, misschien dat dat er ook nog eens van komt.)


Ik gebruikte alleen restjes verf voor dit project. Ik heb hem vanzelfsprekend “schraal gelakt” – aldus het boek – “omdat enkele dunne, dekkende lagen fraaier zijn dan één vette laag.” Wat het palet betreft liet ik de klassieke Rietveldkleuren terugkomen in de stoel: wit, zwart, lichtgrijs, ultramarijnblauw (dezelfde kleur als onze keuken), cadmiumgeel-citroen en vermiljoenrood. Verder gebruikte ik oker, donker- en lichtroze, grasgroen, de kleuren cornflower field en koraalroze van Flexa, lila (lavendel van Histor), grijsblauw en – voor de zitting – donkerpaars. Een leuk detail is dat Rietveld zelf de zitting van de stoel ongelakt liet. Want dat zag je toch niet.

Hoe eet je een olifant?


Ken je dat gevoel? Dat je zoveel te zeggen hebt, dat je niet meer weet waar je moet beginnen en dan maar niks zegt? Dat gevoel heb ik momenteel. Er is de afgelopen maanden zoveel gebeurd in ons nieuwe huis, waar ik zoveel over kan vertellen…dat ik een beetje vastloop. Een geliefd familielid van mij heeft daar echter een geweldig (Afrikaans) spreekwoord voor: “Hoe eet je een olifant? Hapje voor hapje.” Dat staat me te doen. Ik ga dit huis hapje voor hapje bespreken. En omdat de keuken het eerste is wat ik van het huis zag en ik feitelijk toen al verliefd en niet meer voor rede vatbaar was, zal ik daar beginnen.


In de keuken zitten bijna alle stijlkenmerken die van dit huis een monument maken. Zo moest de keukenwand met doorgeefluik (een typisch Rietveld stijlkenmerk) in tact blijven, evenals de stalen koof boven het (voormalige) lavet. Om die keukenwand te laten zitten was voor ons geen probleem. Want al zijn we beiden allang volwassen, met een doorgeefluik kan je nog altijd geweldig afhaalrestaurantje spelen en laten we wel wezen: wie wil dat nu niet? Geen haar op ons hoofd die er ook maar over peinsde om die wand uit het huis te slopen. (Sowieso zou ons dat honderd stokslagen van de monumentencommissie opleveren. Dat was ook al best een goede reden om ervan af te blijven.)

De koof boven het lavet (een lavet is een soort in beton gegoten wasbak om reuzenbaby’s in te wassen en enorme planten in te verpotten – ik kan het niet anders omschrijven) was weliswaar in abominabele staat (het huis was 56 jaar nogal koud en vochtig), maar de perfecte plek om onze toekomstige afzuigkap in weg te werken. (Ik laat mij voorstaan op het feit dat dit mijn idee was, ik heb zo mijn momenten.) Kortom, om de stijlkenmerken te behouden en in te passen in onze nieuwe plannen was geen enkel probleem. Het probleem was vooral dat de keuken 56 jaar oud was, alle tegels craquelé, er geen afwasmachine noch een koelkast in zat en dat hij volledig geïsoleerd moest worden (zie ook 56 jaar kou en vocht).


Ook hier geldt de regel hoe je een olifant eet. In dit geval kwam dat eerste hapje in de vorm van bruut sloopwerk. In de zestigerjaren werd zo’n beetje alles in beton gegoten, dus zijn we met zeven zware jongens twee volle dagen bezig geweest om het huis van binnen te strippen. Mijn vader was daarna een week zoet met het schuren van alle kasten en kastdeurtjes, zodat ik aan de slag kon met de enorme klus van het verven van al die toestanden. Pas nadat de buitenmuren geïsoleerd waren *), kon de keuken opnieuw betegeld worden. Met dezelfde tegels die er 56 jaar in hadden gezeten. Feitelijk zie je geen enkel verschil met de voor-situatie, behalve dan dat de nieuwe witte (Mosa) tegels extra mat in plaats van hoogglans zijn.

*) Omdat de bakstenen van ons huis geglazuurd en daarom niet vochtdoorlatend zijn, konden we het pand niet isoleren via de spouwmuren. Om die reden hebben we het huis aan de binnenkant geïsoleerd door middel van isolatieplaten die op hun beurt weer afgewerkt zijn met gipsplaten en renovlies.


Na al dat werk dacht ik in juni dat we toch best al een behoorlijk eind op weg waren met die keuken. De tegels zaten er immers weer in en ik was bijna klaar met het schilderen van de kastenwand en het keukenblok. In dit huis is echter geen muur recht. En een schuifdeur die eerst paste, doet dat niet meer zodra er vloerverwarming onder de vloer zit. Dat geldt ook voor een keukenblok waar isolatiepanelen achter zijn geplaatst. Ik schreef al in mijn vorige blogpost: iedere centimeter in dit huis is bevochten. Dit geldt boven alles voor de keuken. Dus kostte het nog eens vier weken om de keuken helemaal af te werken. Het geweldige aan onze keuken is direct ook het meest ontluisterende aspect gezien het werk dat erin heeft gezeten: de ruimte ziet eruit alsof er amper iets aan is gedaan.


En dan die kleur! Uiteraard moesten de kasten aan de keukenkant een primaire kleur krijgen (overigens paste Rietveld zeker ook pastels toe in zijn huizen, dus verfde ik de andere kant van de wand roze (kleurnummer A0.05.85 via Flexa). Omdat kobaltblauw al jaren één van mijn lievelingskleuren is (onze dochter leert op school dat buitensluiten niet lief is, dus heb ik tegenwoordig meerdere lievelingskleuren), was die keuze snel gemaakt. Écht kobaltblauw (ook wel ultramarijn blauw genoemd) werd echter gemaakt op basis van een bijzonder kostbaar pigment: lapis lazuli. Vroeger stond de kleur ook wel bekend als bleu Majorelle (zoals de kleur van het huis van Jacques Majorelle in Marrakech) of Yves Klein blauw. Het ware ultramarijn blauw heeft een grote helderheid en een diepe verzadiging, maar is nooit uit een mengmachine verkrijgbaar door dat pigment dat die vleug magie toevoegt. De enige (banale) kleur die kobaltblauw benadert is RAL 5002 of kleurcode V0.47.19 van Flexa. Het resultaat is niet zo intens als Jardin Majorelle, maar alleen een kniesoor let daarop natuurlijk. Die keuken vervult me iedere dag weer met geluk (al draagt dat doorgeefluik daar uiteraard ook aan bij).

Tot slot: omdat we volledig van het gas af zijn, kochten we een inductiefornuis met retro look van Falcon. Het is weliswaar een rib uit je lijf, maar die rib kan je wel lekker klaarmaken aangezien het net zo fijn kookt als een gasfornuis. Nu alleen nog even duizend jaar sparen zodat we de elektriciteit voor ons huis zelf kunnen opwekken met zonnepanelen. Hapje voor hapje, lieve mensen. Zo eet je een olifant.