Een natuurhistorisch museum in een land voor gevorderden
Ergens in 2010 bevond ik mij in een van de bizarste musea die ik tot dat moment in mijn leven bezocht had.
Nu is het misschien ook niet meteen het beste idee om je allereerste bezoek aan een natuurhistorisch museum in Sint-Petersburg, Rusland te laten plaatsvinden. Rusland is immers al niet echt een land voor beginners, zullen we maar zeggen. De cultuurshock die ik er doormaakte heeft waarschijnlijk extra bijgedragen aan mijn gevoel destijds.
Een natuurhistorisch museum heeft altijd iets triests, lugubers en fascinerends, want volgepakt met dode dieren met glazen oogjes. Maar het natuurhistorisch museum in Rusland had nog iets extra bizars.
Het stond er namelijk net zo bij als het gemiddelde opgezette dier dat je bij de kringloop aantreft: stoffig en behoorlijk gehavend.
Het was daarbij opvallend warm, binnen. Niet echt een gewenst klimaat voor een museum. Überhaupt niet, maar zeker niet als het volstaat met voormalig levende organismen. Ze hadden er geen airco, maar ARKO. Alle Ramen Konden Open. En de gordijnen konden dicht. Een zeer milieuvriendelijke (dat zeker!) doch zeer ineffectieve vorm van klimaatbeheersing voor een museum.
De diorama’s opgebouwd uit hele groepen dieren waren misschien nog wel het meest luguber. Want iets zei me dat men heus niet had zitten wachten tot er tien oude pinguïns een vredige dood gestorven waren om ze op te zetten en in het museum te plaatsen.
De gigantische diorama’s in het Museum of Natural History in New York zijn van hetzelfde sop overgoten, trouwens. Alleen wekte dat museum nog de indruk dat het bijgehouden werd. Er was om te beginnen bijvoorbeeld al gezorgd voor airconditioning. (Al zegt dat niks, want in Amerika heeft zelfs een hondenhok airco.)
Ik begrijp het allemaal wel hoor. Die museums vervullen immers een belangrijke functie bij het doorgronden van de wereld om ons heen. Het archiveren van soorten geeft ons de mogelijkheid ze te onderzoeken, maar boven alles ook om ze te behouden. Alleen, als al die duizenden dieren en planten daar dan opgesteld staan in je museum, zorg er dan alsjeblieft een beetje voor. Zodat hun dood in ieder geval niet voor niks was.
Aan de andere kant: 1.000 van deze museums kunnen blijkbaar nog steeds niet voorkomen dat er mensen afreizen naar Afrika om wilde dieren af te knallen. Of, dichter bij huis, dat supermarkten kiloknallers in hun schappen hebben liggen. En mensen ze nog kopen ook.
Maar laat ik stoppen voordat deze editorial teveel op een politiek pamflet gaat lijken. Jij als Oh Marie! lezer bent natuurlijk allang doordrongen van al deze feiten. Waarschijnlijk ben je zelfs flexitariër, vegetariër of zelfs veganist. En lees je dit met de kat op schoot of de hond aan je voeten terwijl je net op je smartphone je maandelijkse donatie aan een dierenrechtenorganisatie overgemaakt hebt. Of weer bijna moest huilen om die zielige ezeltjes uit de Donkey Sanctuary reclame.
De komende weken leiden we je rond in onze eigen zorgvuldig samengestelde natuurhistorische verzameling. Stofvrij (al zou ik best weer eens een stofdoek over mijn PC kunnen halen) en diervriendelijk. Je hoeft er namelijk de bank niet voor af, laat staan er voor naar een moeilijk land af te reizen. Reken maar dat de kat en hond dat ook enorm gaan waarderen.