Berichten

Waarom je beter niet op vakantie kunt gaan


Soms, als ik in een erg kniesorige stemming ben, dan bekruipt me het gevoel dat je gewoon maar beter helemaal niet op vakantie kunt gaan. Voordat je weggaat is je to-do lijst namelijk zó lang dat je na het afronden ervan nog serieuzer aan vakantie toe bent dan je al was. En dan moet het feest van het inpakken nog beginnen. Vervolgens blijft bij thuiskomst de kater, dat omgekeerde gevoel van heimwee, minstens een week hangen. (En als het écht uit de klauwen escaleert, dan zit ik drie weken daarna nog door de vakantiefoto’s op mijn telefoon te scrollen met All by myself van Céline Dion op de achtergrond.) Het was een typisch geval van huilend naar huis dit jaar. 



We gingen naar Noord-Jutland in Denemarken. Omdat we niet te lang wilden rijden met ons 5-maanden-oude-Catootje. Dat van die kortere reistijd hadden we trouwens vrij slecht ingeschat, want Noord-Jutland is best groot en best ver rijden. Maar we hadden geen files. En door het onchristelijke tijdstip waarop we vertrokken kwamen we ook nog eens voor het donker op onze plaats van bestemming aan. En dat met twee kinderen op sleeptouw. Waarvan er één maar een beetje morrelde *) en de ander de hele rit lang verdiept was in haar Disney puzzelboek.

*) Want helaas zijn Maxi-Cosi’s **) zeg maar niet echt Cato’s ding. Stel je eens voor dat je in een auto zit met een baby die keihard huilt en dat dan de vierjarige die ernaast zit opkijkt uit haar boek en zegt: “mamma? Cato huilt.” Rainman is er niks bij.

**) Want wie verzon die naam? Er is niets maximaal knus aan die stoeltjes. Tenzij je baby een slangenmens is en opgevouwen in een koffer nog lekker ligt, is een Maxi-Cosi eerder een naughty chair dan een comfortabel stoeltje om je baby in te vervoeren.


Het weer daar in het noorden was fantastisch. Niet warmer dan 25 graden, eerder een graad of 20. Wat voor kouwelijke mensen misschien klinkt als een vakantie achter de muur uit GOT’s Westeros, maar wat voor mij de perfecte temperatuur is. In Denemarken hebben bestemmingen daarbij namen zoals Lolland, Skibby, Toftum of Skir (oh wacht, dat was slang voor oud, heb ik me pas laten vertellen) en als de plaatsnaam al zegt dat het er tof is of dat je er lol gaat maken, dan ben ik direct verkocht. Daarbij is het in Denemarken celestijns rustig en heb je bijna letterlijk op iedere straathoek een kringloop. Het kan gewoon niet op.


Eén van de hoogtepunten van deze vakantie was, naast het plunderen van meerdere kringlopen, een bezoek aan Kunsten, het museum voor moderne kunst in Aalborg. Het gebouw is ontworpen door Alvar Aalto (dat alleen maakt het museum al een bezoek waard) en het is één van de mooiste musea die ik tot nu toe bezocht. Door het gebouw, door de opzet van de exposities en door de grote hal (zie onder), die enorm indruk op me maakte. Het museum is relatief klein en dat is prima. Je hebt daarom de tijd om bijvoorbeeld in het restaurant een caesar salade te eten die zo fantastisch lekker is dat je voor de rest van je leven op dat vlak bent verpest.



Ik bezocht in Kunsten ook de expositie van de Finse Kaarina Kaikkonen. Ze exposeerde onder andere met het enorme kunstwerk van wc-papier dat je hieronder rechts ziet. Als je zoiets prachtigs van zoiets banaals kunt maken, dan ben je in mijn ogen een genie. (Al moet ik ook zeggen dat dat kunstwerk ergens diep van binnen het gevoel opriep dat vergelijkbaar is met dat van een hondje dat een berg herfstbladeren ziet. Of van een peuter die een blokkentoren omgooit. Ken je dat? Of ben ik de enige die dat soort gekke, destructieve gedachten heeft bij de aanblik van zoiets fragiels? Gelukkig liep er een hele strenge suppoost rond. En hebben mijn ouders me goed opgevoed.)



En zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Maar dat zou super irritant zijn, dus dat doe ik niet. Het was leuk, het was goed, de baby stopte met huilen, de zon scheen en we huppelden naar een goudomrande Deense horizon. Bijna letterlijk. Dus ondanks de kater bij thuiskomst vermoed ik dat we dit volgend jaar, bij leven en welzijn, toch weer gaan doen.

Dag in dag uit, waar blijft de tijd?


Ach, ons Jetje is allang geen peuter meer. Ik wil niet klef gaan doen over hoe snel ze groot wordt enzo (want dat kinderen groot worden heeft niet alleen voordelen, het is ook nogal zinloos om je te verzetten tegen iets wat onvermijdelijk is) maar ik vraag me wel regelmatig af waar de afgelopen vier jaren gebleven zijn. Jet is, nu ze vier is, eigenlijk gewoon heel groot en ook nog heel klein. Erg toe aan school, maar niet omdat ze stierlijk vervelend is, maar omdat haar interesse in de wereld om haar heen steeds groter wordt. 

Als ik dan tóch klef moet doen (oké, oké): ons consultatiebureau vraagt je voorafgaand aan een afspraak altijd een vragenlijst in te vullen waar je ook begrippen die op je kind van toepassing zijn moet omcirkelen. Ik kom dan altijd uit op ‘vrolijk, grappig, nieuwsgierig, eigenwijs, eigenzinnig en energiek’. Ja sorry, ik kan het ook niet helpen. Ze lijkt nu eenmaal erg op haar vader (alleen ‘eigenwijs en eigenzinnig’ komen van mij, geloof ik).

Enfin. Afgelopen december verhuisde ze, om de baby die in januari op de planning stond, naar een nieuwe kamer. Niet alleen een minder babykamer-achtige, maar ook een die past bij haar leeftijd. Met meer gesatureerde kleuren en minder tot geen pastels. Met (neon)roze, maar vooral ook met donkerblauw, oker, (donker)groen, paars en marsala (of wijnrood).

De kamer is al maanden klaar. Het enige wat er naar mijn idee nog ontbrak was een bureautje. Ik vond dit oude, metalen exemplaar voor € 7,50 bij een kringloop die helemaal niet zo fantastisch is (lees: waar ze echte onvervalste rotzooi verkopen, maar dan ook échte rotzooi) maar waar ik (misschien wel om die reden) wel al de meest geweldige meubels vandaan heb gehaald. Het okergele wandkastje naast haar bed (met al haar Cars autootjes erin – ik schreef recent een column over die liefde) komt er bijvoorbeeld ook vandaan. Het bureau bleek helemaal uit elkaar te kunnen, waardoor ik het echt mooi strak kon verven. Ik gebruikte er de kleuren nachtblauw en turquois van Edding voor en liet het tafelblad zoals het was. Alleen het pennenbakje spoot ik over.

Als ouder heb je hele romantische ideeën over zo’n bureautje. Maar nu het ding er staat, wordt er niet aan gezeten, maar blijkt het gewoon een ordinaire shitbowl op kindformaat te zijn. Er wordt Lego op uitgestald, tekeningen, knutselwerkjes, steentjes, takjes, dode hommels, Cars parafernalia, zand en wat een vierjarige nog meer naar haar hol sleept. En mocht je je afvragen wat die bloem daar op dat tafeltje doet: Jet plukt graag bloemen. En ze vindt niets mooier dan dat ze die clandestien geplukte bloemen op haar eigen kamer in een vaas mag houden. Dat gedrag zal wel onder het kopje ‘eigenzinnig’ vallen. Of het is een indicatie dat ze later als ze groot wordt, inbreker wordt. Of winkeldief. Aan de andere kant: het is met mij ook redelijk goed gekomen, dus misschien is het gewoon een fase.

About the little desk I thrifted for our daughter’s room, that I refurbished and that’s now used as a shitbowl by our little girl (because, let’s be frank: all tables are basically shitbowls and magnets for all kinds of junk, aren’t they?) And some words about our daughter and the room she moved to after the birth of her baby sister.

Franje


Tja, ik weet zelf soms ook niet waarom ik op een bepaald voorwerp in de kringloop val. Dit lampje is er een voorbeeld van. Misschien nam ik hem wel mee omdat ik werkelijk nog nooit zoiets ben tegengekomen in de kringloop. En omdat ik dacht wat ik heel vaak denk: “Oh leuk, hij kan uit elkaar, dus dat voetje kan ik gemakkelijk verven!” (9 van de 10 keer blijft het bij die gedachte. Eenzelfde mechanisme treedt in werking bij bloempotten. Als ik alle bloempotten die ik ooit bij de kringloop kocht daadwerkelijk zou vullen met kamerplanten, kon ik een tuincentrum beginnen.)

Maar goed, ik nam dit lelijke lampje dus mee naar huis (Captain Obvious hier), haalde hem uit elkaar, schuurde het voetje en verfde het ook direct. Ik vond zelfs nog een stuk strijkijzersnoer waarmee ik het oude elektriciteitssnoer vervangen kon.

So far so good zou je denken. Ik was al veel verder gekomen dan die ene gedachte (of beter gezegd: die drogreden die ervoor heeft gezorgd dat onze garage tot de nok toe is gevuld met half afgemaakte opknapprojecten).


Maar toen moest er een kapje op dat lampje komen. Nu liggen er genoeg lampenkappen bij de kringloop, maar ze zijn meestal behoorlijk lelijk of behoorlijk popperig. Of allebei. Dus stagneerde mijn project. Of, nou ja…stagneren, stagneren… Wat volgde waren urenlange zoektochten op Marktplaats naar het perfecte lampenkapje voor mijn lelijke lampvoetje, waarbij ik iedere keer weer tot de conclusie kwam dat het laten opsturen van een lampenkap nogal een dure aangelegenheid ging worden als je in acht nam dat ik voor de rest van het lampje slechts een euro betaalde.


Maar uiteindelijk vond ik een kapje. Bij de kringloop nog wel. En daarmee begon afronding van dit project zowaar in zicht te komen. Toch vond ik, toen het hele spulletje weer in elkaar zat, dat er iets ontbrak.

Franje.

Ja. Er moest franje langs dat kapje. Na mijn twee zwangerschappen mag het een godswonder heten dat ik deze brainwave kreeg én dat hij ook nog eens bleef hangen. Op fournituren4fun (daar mag je alleen iets kopen als je lol gaat maken, denk ik, ofzo?) vond ik franjes in alle soorten en maten. Je bevestigt het heel gemakkelijk aan een lampenkap met een beetje textiellijm. Kind kan de was doen.

Ik word erg blij als ik er nu naar mijn lelijke lampje kijk. Het ding levert zelfs een prachtige tegeltjeswijsheid op. Het leven is namelijk als een lelijk lampje. Je moet er zelf de franje aan vastlijmen.

…and nothing else matters


Lichtjaren geleden solliciteerde ik op een stageplek (doe je dat, solliciteren op een stageplek? Ach, boeiend). Ik weet zelfs nog de naam van de man met ik het sollicitatiegesprek had. Zijn voornaam was namelijk Cor en dat vond ik een oneindig ouderwetse naam voor zo’n jonge vent. Hoe dan ook, het gesprek verliep goed en ik hoopte dan ook vurig dat de stageplek voor mij was. Dagenlang hoorde ik niks, ook niet op de dag dat hij me zou bellen om me al dan niet mee te delen dat ik de plek niet zou krijgen.


In die tijd was ik nog niet zo assertief dat ik dan zelf ging bellen. Ik mocht dan wel secretaresse willen worden, bellen vond ik doodeng. Maar na al dat wachten werd ik best een beetje boos. Waarom liet die man niks van zich horen? Toen ik hem dus uiteindelijk wel zelf belde, kwam hij met de slapste smoes in de geschiedenis van het universum: “Ja sorry, in gedachten heb ik je al tien keer gebeld. Helaas hebben we nu geen plek voor een stagiaire.” Gee, thanks! For nothing! Bij de bank, waar ik later een hele leuke stageplek kreeg, noemden we zulke situaties altijd leermomenten. Als er dan niks zinnigs uit een situatie kwam, had je er allicht iets van geleerd. Ik was in dit geval in een klap van mijn bel-angst af.


Waarom deze ellenlange introductie? Omdat ik in gedachten al tien keer een blogpost geschreven heb. Aan goede voornemens ontbrak het namelijk niet, die laatste weken van mijn zwangerschap. Ze uitvoeren bleek een te grote opgaaf, zo blijkt wel uit de radiostilte hier. Die weken waren dan ook druk. Met 36 weken moest het hele huis nog omgegooid worden, mijn nieuwe werkruimte ingericht, waarna Jet naar mijn oude werkkamer verhuisde en het aller- allerlaatst de babykamer klaargemaakt kon worden. Ja, iets met prioriteiten…maar aangezien we in mijn familie aan olifantendrachten doen, leek het me onwaarschijnlijk dat ik met 36 weken zou gaan bevallen. En dat klopte gelukkig ook. (En was het wel gebeurd, dan was ik genadeloos afgestraft voor mijn naïviteit. Nog een leermoment.)


Het doet er allemaal niet meer toe, zodra je dan eindelijk je kindje na al dat wachten vasthoudt. Op 29 januari werd ze geboren, ons mooie meisje en lieve zusje Cato. Het gaat goed, met haar en met ons. Jet refereert constant naar ‘hem’ in plaats van ‘haar’ (erg komisch) en vertelt iedereen die het wel en niet horen wil over haar zus.


Tijdens mijn allereerste uitstapje dat verder reikte dan de perceelsgrenzen van ons huis (zo erg was het op het laatst, gelukkig heb ik goed ontwikkelde kluizenaarsgenen) ging ik natuurlijk naar de kringloop. Ik vond er de Zweedse kast die perfect past op Cato’s kamer. Voor de rest alvast een foto van Jet’s nieuwe kamer. Er volgt nog meer. Maar echt. Maar nu eerst weer even terug naar de bel die Cato heet. Want voor ik het weet is ze op haar brommer weg voor ik goedemorgen zeg.

(En dan nog even dit: ‘mijn’ WOWN! crew lanceerde gisteren – na maanden keihard werken – hun volledige WOWN! collectie, die zij in samenwerking met Kwantum ontwikkelden. Wat een werk en wat een prachtig resultaat! Lees op wown.nl alles over de officiële lancering en over de collecties van Anki, Suzanne en Souraya die vanaf 19 maart in de winkels liggen!)

Fifi


Ik heb er al weleens over geschreven in mijn column voor het AD: ik heb een kringloop bucketlist. Daarop staan zaken die ik Heel Graag een keer wil vinden, maar waarvan ik tevens weet dat dat waarschijnlijk nooit gaat gebeuren (al is het wel gelukt met een vintage Moomin speelhuis, lees hier maar eens).


Toen ik jaren geleden (het huis van) Martine voor het eerst bezocht, werd ik verliefd op haar huisdier Fifi. Fifi is geen kat ofzo (sowieso vind je die niet bij de kringloop), maar een hondje van keramiek dat feitelijk mooi is van lelijkheid. (Al zullen de meningen daarover verdeeld zijn.) Hoe dan ook, ik wilde sinds ik ooit die ene blik op Fifi wierp, ook een Fifi vinden. En daarom kwam ze met stip op één op mijn kringloop bucketlist te staan. Waar ze na al die jaren nog steeds stond, want Fifi’s blijken nogal schaars te zijn, in de wereld in het algemeen.


Een tijdje geleden opende Martine sinds lange tijd weer haar Instagram verkoopaccount. Alwaar ze ook afscheid nam van Fifi. Kringloop bucketlist of niet, ik ga dan niet puristisch lopen zitten te staan te doen en vasthouden aan het voornemen om zelf een Fifi te vinden. Ik had namelijk toch allang ondervonden dat dat een kansloze missie was. Dus adopteerde ik Fifi. Martine blij dat Fifi in een (zeer) liefdevol huis terecht kwam en Molly blij dat zij niet meer de enige in huis is die de hele dag met haar tong uit haar mond rondloopt. Wat overigens geweldige beeldrijm oplevert:


Eind goed, al goed.

About our new pet Fifi, a ceramic dog I adopted from my friend Martine.